Albarín negro

De trossen zijn conisch, zonder schouders, compact en middelgroot. De druiven zijn middelklein en rond van vorm, met een granaatgrijze kleur en dunne, knapperige schillen met een lage concentratie aan fenolische verbindingen (kleur), waardoor ze geschikt zijn voor de productie van jonge wijnen. Als de druif goed gerijpt is, wordt tijdens de koolzuurmaceratie op natuurlijke wijze een deel van het overtollige zuur verwijderd, wat tot een zeer interessant resultaat leidt. Deze wijnen zijn gevoelig voor snelle oxidatie, daarom wordt aanbevolen ze snel te consumeren. Het alcoholgehalte hangt sterk af van het klimatologische jaar, waardoor er grote verschillen tussen jaargangen kunnen zijn.
Origen
Inheemse variëteit van Asturias, ook aanwezig in Cantabria.
Zwakheden
Gevoelig voor oídio en botrytis in regenachtige jaren, waarin het moeilijk is om volledig te rijpen.
Sluiten
Lees meer