De trossen zijn groot en weinig compact, met kleine tot middelgrote, bolvormige druiven. Hiermee worden de wijnen van Montilla-Moriles gemaakt en de snelle evolutie ervan is ideaal voor het maken van droge en zoete versterkte wijnen. De oogst vindt laat plaats, wanneer de tros tekenen van indroging vertoont en de bessen tussen 7 en 20 dagen aan de zon worden blootgesteld. Zo worden suikerconcentraties bereikt van ongeveer 200 gram per liter. Het resultaat zijn zoete wijnen, die in de mond een aangenaam gevoel van zachtheid en zoetheid achterlaten. Het rijpingssysteem is via solera’s en criadera’s. In Málaga wordt het gemengd met de Moscatel om de zoete wijnen van Málaga te maken.
Origen
Men gelooft dat de Duitse soldaat van Karel V, Peter Siemens (of Pedro Simón), in de 16e eeuw wijnstokken uit Duitsland naar Andalucía bracht (misschien dezelfde die werden gebruikt voor de productie van Duitse riesling). In theorie kreeg de druivensoort dezelfde naam als de importeur, maar dan verSpaansd. Echter, deze druif werd ook eerder aangetroffen op de Canarische Eilanden en Madeira, waardoor men denkt dat het verhaal niet waar is (bovendien zou de aanpassing van de druivensoort aan een klimaat dat zo anders is dan het oorspronkelijke bijna onmogelijk zijn). Het is de koningsdruif van de zoete Andalusische wijnen en wordt beschouwd als een inheemse druivensoort van Málaga, waar ze al meer dan 500 jaar aanwezig is. We vinden haar ook in Córdoba (in de D.O. Montilla-Moriles, waar ze 80% van de productie uitmaakt).
Daarnaast is ze ook aanwezig in landen van de Nieuwe Wereld, zoals Argentinië (waar men wijnen in Jerez-stijl maakt), Australië, Chili, Nieuw-Zeeland en Zuid-Afrika.
Zwakheden
Zeer gevoelig voor endoparasitaire schimmels (mildiú en botrytis) in regenachtige jaren en ook voor houtschimmels, maar resistent tegen oïdium.